Voor Dagblad De Pers was ik in 2008 in de Tour de France. Hieronder de verhalen.


Niks aan de hand

In een klimaat van ‘niks-aan-de-hand is de Tour de France het afgelopen weekend begonnen. Alleen de wind en de regen verpestten de sfeer. Een beetje.

CORLAY

Alejandro Valverde die de Spaanse radioverslaggever verleidt tot veelvuldig gebruik van het woord ‘impressionante.’ Indrukwekkend inderdaad, zoals Valverde zaterdag de eerste etappe van de Tour 2008 won en meteen de gele trui pakte. En Thor Hushovd die gisteren in Saint Brieuc de rit op zijn naam bracht met een machtsvertoon waarvoor mensen uit hun stoel komen. Vanuit de Tour de France niks te klagen. Het feest is begonnen met goede winnaars in een sfeer van optimisme en vrolijkheid. Alleen die regen.
Tourdirecteur Christian Prudhomme weet hoe hij een goed gevoel moet overbrengen. Bij de ploegenvoorstelling vorige week in Brest deed hij het voor. Op het afgeladen Place de la Liberté betoogde hij dat het publiek de kampioenen moet steunen, en het publiek was daar graag toe bereid. ‘We hebben het vertrouwen hervonden’, sprak Prudhomme met de overtuigende presentatie die heeft overgehouden aan zijn jaren als televisiejournalist. Het vertrouwen was even weg afgelopen jaren, door de dopingschandalen die de wielersport teisteren. De Tour van vorig jaar stond er bol van. Rasmussen, Vinokourov, Moreni, renners die Parijs niet haalden vanwege dopingverwikkelingen van verschillende aard. Die kant moet het niet op dit jaar, de sport zal weer de overhand krijgen. Deze boodschap is de laatste maanden zo vaak herhaald door Prudhomme en de zijnen dat zowat iedereen er zowaar in begint te geloven. Het nieuwe wielrennen zonder doping en schandalen is geboren. Alleen die wind.
Aan het publiek dat naast de weg staat, zal het ook dit jaar niet liggen. Met tienduizenden waren ze weer opgekomen, zonder veel chagrijn, ondanks het waaien en de buien. Bretagne, ook vandaag nog toneel van de ouverture van deze Tour, heeft een wielerhart. Jan Janssen – hij won de Tour van 1968 – vertelt er graag over. ‘Als ik hier over de snelweg rijd, zie ik overal afslagen naar plaatsen waar ik vroeger heb gefietst. Chateaulin, Quiberon, we hebben er criteriums gereden voor tienduizenden mensen. Quiberon ligt aan zee, daar waren het er zelfs honderdduizend. Allemaal badgasten.’
Janssen stuitte zaterdag met zijn gevolg onderweg naar finishplaats Plumelec op de reclamekaravaan. Dan zijn de wetten van de Tour van ijzer, ook een oud-winnaar moet wachten tot de lange stoet van kleur en herrie voorbij is. Janssen probéérde er niet eens tussen te komen. Ook hij was in de greep van het positivisme van de koers. Net als de mensen met wie hij op pad was, uit Utrecht. Onder aanvoering van de nieuwe burgemeester Aleid Wolfson probeert de Domstad de Tour naar Nederland te lokken. Rotterdam wil dat ook, in het zelfde jaar 2010. Oud-coureur Janssen – ambassadeur van de Utrechtse zaak - boog zich voorover en vertelde op vertrouwelijke toon hoe de zaken ervoor staan. ‘Er is nog niks beslist.’
De Utrechters bleken vatbaar voor de opwinding die een reclamekaravaan kan veroorzaken. Ook burgemeesters gaan er in mee. Ze bukken dan ineens om razendsnel een zakje nootjes op te rapen, voordat een Frans jongetje het te pakken heeft. Hebbes. Burgemeesters bieden dat zakje dan vervolgens wel lachend aan, aan het jongetje.
Het Utrechtse gezelschap vloog zaterdagavond weer naar huis. Jan Janssen zag gisteren niet meer met eigen ogen hoe het peloton in de tweede etappe over de Muur van Bretagne trok, een vrijwel rechte asfaltweg steil naar boven. In de afdaling gaan fietsers er honderd kilometer per uur.
Janssen voelde evenmin de striemende wind die de steile klim nog lastiger maakte dan hij al is. Hij zag niet hoe Tourdebutant Niki Terpstra post vatte op de eerste rij. Hij kon niet in de ogen kijken van Fransman Thomas Voeckler die op dat moment een kopgroepje vormde met Sylvain Chavanel. Voecklers ogen stonden wat mat. Regen en wind slopen. Het was zaterdag Stef Clement en Koos Moerenhout ook al aan te zien, na de finish in Plumelec.
Tourwinnaar Jan Janssen zal hem niet erg gemist hebben, de Muur van Bretagne. Hij heeft het allemaal zelf gedaan, alles meegemaakt. Honderden bergen beklommen, door honderden regenbuien natgeregend, duizenden kilometers wind tegen achter de rug, vertel Janssen wat. Of vraag hem wat.
‘Meneer Janssen, wat denkt u van het nieuwe wielrennen?’
‘Dat bestaat niet.’


Hulde voor Hinault

Bernard Hinault werd gisteren in zijn eigen dorp ontvangen door de burgemeester, zijn eigen vrouw.

CALORGUEN

Calorguen in Bretagne, hoeveel mensen zouden er wonen? Vijfhonderd zegt het boekje over de streek, zevenhonderd zegt de kleine vrouw in het wit. Ze is de burgemeester, Martine Hinault. Drie maanden geleden gekozen en nog een beetje zenuwachtig. Haar man Bernard is beter gewend aan drukte.
Martine Hinault, moeder van Mikhaël en Alexandre, is niet zo uitgesproken politiek. Ze is geen lid van een partij, haar functie is vooral ceremonieel, haar doel eenvoudig: ‘Dat we samen goed leven.’ Het dorpshuis is daarbij belangrijk. Vandaag is er een expositie ingericht over de loopbaan van Bernard. Het dorpshuis ligt aan het pleintje van het dorp. Een naam heeft dat pleintje niet nodig.
Speciaal voor de tentoonstelling zijn alle trofeeën van Hinault nu afgestoft en opgepoetst. De burgemeester heeft dat zelf gedaan. Aan de wanden van de ‘salle polyvalente’ hangen foto’s, truien en een erelijst. Zes A4tjes zijn nodig voor alle wedstrijden die Hinault won. Alleen de Ronde van Frankrijk al vijf keer. In 1978, 1979, 1981, 1982 en 1985.
Twee uur voor de doorkomst van de renners, om elf uur, zit de stemming er goed in. De barbecue gaat aan, het koor ‘Pourqoi Pas?’ zingt Bretonse liederen. Waarom ook niet? Calorguen is uitgelopen voor de beroemdste inwoner die ze er ooit zullen hebben. Hij krijgt een ontvangst, van de burgemeester.
Een half uur voor de renners maakt Hinault zijn opwachting in een glimmende wagen van de organisatie. Hij is nog altijd verbonden aan de Tour. Hij begeleidt de notabelen die op het podium de renners een hand mogen geven. Vlak na zijn wielercarrière was hij nog een paar jaar verantwoordelijk voor de orde in de volgerskaravaan, maar dat ging niet goed. Hinault regelde de zaken zoals ze dat op het platteland wel vaker doen. Er kwamen veel klachten over zijn taalgebruik. Een tikkeltje kortaf, een beetje direct.
Door een haag van kalme dorpelingen loopt Hinault naar zijn expositie. Weinig opwinding, Hinault zou het niet anders willen. In Calorguen is hij dorpeling onder de dorpelingen. Hij lijkt matig  geïnteresseerd in de expositie. De trofeeën kent hij al. Hij hield ze al eens in triomf in de lucht, stuk voor stuk, in de tijd dat Franse renners nog grote prijzen pakten. Die tijd is alweer een paar decennia voorbij.
Geen wonder dat Frankrijk gisteren zo hard juichte om de kopgroep van vier met twee Fransen erin. De ene – Romain Feillu - pakte de gele trui, de andere – Samuel Dumoulin – de ritzege. Denis Mentsjov, de kopman van de Rabobank, pakte alleen maar verlies; 38 seconden. Hij zat achterin het peloton toen dat na een valpartij in tweeën brak. Gewoon slecht, oordeelde ploegleider Erik Breukink. De hele Raboploeg op Oscar Freire na probeerde het gat te dichten, maar het lukte niet. Als dat zo doorgaat met Mentsjov, haalt hij geen podiumplaats in Parijs. Geen ontmoeting met Bernard Hinault, die gisteren bij de huldigingen in finishplaats Nantes een extra klusje moest klaren. Even een demonstrant van het podium af duwen.

 

Stef Clement valt niet mee

Op de dag dat Stefan Schumacher de tijdrit wint in de Tour de France en de gele trui pakt, moet het ook gebeuren voor Stef Clement. Het resultaat valt niet mee.

CHOLET

‘Zie hem eens scherp kijken.’ Jan Oomen uit Galder bij Breda observeert ‘zijn’ renner Stef Clement, die zich gaat voorbereiden op de tijdrit van 29.5 kilometer in Cholet. Het is de etappe waar de renner uit Zevenbergschen Hoek het hele jaar aan gedacht heeft. Vorig jaar werd Clement uit zijn eerste Tour gezet omdat hij te laat binnen was na een valpartij. Dit jaar wil hij op het hoogste niveau laten zien wat hij kan. Tijdrijden.
Clement, Nederlands kampioen op de tijdrit, kent Jan Oomen uit het West-Brabantse rennerscircuit. Oomen (67), bouwvakker met pensioen, fungeert als trainingspartner van verschillende coureurs uit deze hoek van het land. Servais Knaven, Jan Boven, vroeger Erik Dekker, ze rijden achter Oomen aan, hij op de brommer. Met hoge snelheid kilometers maken over lange rechte polderdijken.
Aan de voorbereiding van Clement heeft het niet gelegen. Vorige week dinsdag verkende hij het parcours. Tourfavoriet Cadel Evans kwam hem eergisteren nog vragen hoe het rondje erbij lag. Vlak met weinig moeilijke bochten. Niet helemaal geknipt voor de Nederlands kampioen, die het liever wat heuvelachtiger heeft. ‘Maar als het hard waait kan ik toch goed uit de hoek komen’, verwachtte Clement. Wind tegen, bergop, soms komt het op hetzelfde neer.
In de rittenkoers Dauphiné Libéré liet Clement vorige maand zien dat zijn verwachting ergens op gebaseerd is. Met tegenstanders als Alejandro Valverde en Cadel Evans werd hij daar zesde in de tijdrit. De vorm is wel in orde. En trouwens, op het wereldkampioenschap vorig jaar in Stuttgart won Clement brons in de race tegen de klok. Binnen zijn ploeg Bouygues Telecom heeft hij met deze resultaten de ruimte afgedwongen om zich helemaal toe te leggen op het tijdrijden. De eerste Tourdagen hoefde hij geen werk voor zijn ploegmaten op te knappen. ‘Ik moest er alleen maar voor zorgen dat ik uit de rotzooi bleef.’ Rennerstaal voor: ik moest niet vallen. Dat was nog stressvoller geweest dan de tijdrit zelf, vertelde Clement voor de start. ‘Op een dag als vandaag staat alles vast en gebeuren er tenminste geen onverwachte dingen.’ Hoewel. Op weg naar Cholet, vanuit het hotel dertig kilometer verderop, sloeg de schrik toch even om het hart. Verkeersinfarct. ‘Ik ben op mijn fiets gestapt en langs de file hier naartoe gereden.’
Clement oogt ontspannen in de kwartiertjes voor de start. Schaatscoach Ab Krook, als altijd aanwezig in de Tour om te supporteren, had daar een rake opmerking over. ‘Schaatsen duurt twee dagen, de Tour drie weken. Die jongens moeten wel ontspannen zijn, anders worden ze helemaal gek.’
De ontspanning is weg als Clement naar het startpodium rijdt. Opperste concentratie. Jan Oomen heeft nog wat woorden ter ondersteuning. ‘Breek ze allemaal! Er kan er maar één winnen en dat bende gij! Die anderen zijn allemaal broekschijters!’, roept hij naar de renner. Oomen verklaart zijn kreten nader: ‘Met deze instelling moet je van start gaan, anders wordt het niks.’
Clement probeert voortvarend weg te rijden, maar het lukt niet. Hij krijgt zijn hart niet naar de gewenste 180 slagen per minuut en blijft in het begin steken op 175. Lagere hartslag, lagere inspanning, lagere snelheid, die wet gaat altijd op weet de coureur. En dan krijgt hij ook nog zijn tegenvallende tussentijden te horen. ‘Dat kruipt in het hoofd.’
Pas gaandeweg de rit komt de Nederlands kampioen op dreef. In het tweede deel van de koers weet hij de 180 wel te halen, maar dan is het al te laat. Clement wordt 22ste op 1.34 minuut van de verrassende winnaar Stefan Schumacher. Alejandro Valverde rijdt precies dezelfde tijd. Valverde levert hiermee een minuut en zeven seconden in op zijn grote rivaal Cadel Evans, die er van de mogelijke eindwinnaars het beste voor staat nu. Rabobank-kopman Denis Mentsjov maakte zijn fout van maandag enigszins goed. Door onoplettenheid verloor hij toen 38 seconden. Gisteren vertrok Mentsjov met dezelfde verbeten uitdrukking op zijn gezicht als waarmee hij maandag binnenkwam. Het leverde hem een zesde plaats op in de tijdrit en een elfde in het algemeen klassement, vijftien seconden voor Valverde. De eerste schifting in het klassement is gemaakt. In de etappe van morgen, met finish op de klim van Super Besse, valt de wedstrijd verder in de plooi. Jan Oomen zal er ook weer zijn om Clement aan te moedigen. Hij zal dan wellicht iets anders waarnemen dan gisteren na de tijdrit. ‘Stef is niet diep gegaan. Er zat geen snot aan of niks. Hij voelde droog aan.’
De hartslag niet hoog genoeg kunnen krijgen, niet diep kunnen gaan, het komt op hetzelfde neer. Clement worstelt met de vraag waarom het hem dit jaar niet lukt. ‘Misschien moet ik Lance Armstrong eens bellen. Die had daar nooit last van.’

 

Leven bij de dag

De Tour de France, dat is leven bij de dag, met kerende kansen en wisselende stemmingen. Neem de Raboploeg. Denis Mentsjov huilt, Denis Mentsjov lacht, en Pieter Weening ook.

CHÂTEAUROUX

Goed, de stemming is goed in de Raboploeg zegt ploegleider Erik Breukink gistermorgen voor de start van de rit tussen Cholet en Châteauroux. De Raboploeg leeft op, na de goede tijdrit die kopman Denis Mentsjov dinsdag afwikkelde. In de 29,5 kilometer van Cholet werd Denis de Stille zesde. Slechts zeven tellen trager dan topfavoriet Cadel Evans was hij geweest. In het algemeen klassement staat hij nu op 51 seconden van Evans. Mentsjov laat andere kanshebbers voor het geel achter zich. Denis lacht.
Pieter Weening lacht nauwelijks. De Rabo-klimmer heeft een paar lastige dagen achter de rug. Overgeven, diarree, algehele malaise. Friese Pieter, van nature al niet de meest gebronsde renner van het peloton, ziet er extra  witjes uit bij de start.
De tijdrit van Cholet kwam voor Weening op een perfect moment. Beter in eigen tempo een klein stukje over het vlakke rijden dan pakweg over bergen moeten fietsen, met een ontregeld systeem. Weening gebruikte de rit tegen de klok om een beetje bij te komen, zegt hij zelf. Erik Breukink brengt daar een nuance in aan. ‘Hij kon ook niet anders.’ De klimmer uit Harkema werd in Cholet laatste op twee na.
Gistermorgen was Weening nauwelijks te spreken en al helemaal niet over de bergen die in het verschiet liggen. De rit met finish bergop in Super Besse van vandaag, dat was even geen gespreksonderwerp.‘Ik bekijk het van dag tot dag en wil niet vooruit denken.’
Weening in mineur. Net als de hele ploeg na de rit van maandag naar Nantes. Mentsjov had het die dag verbruid. Hij was nog wel zo gewaarschuwd voor de gevaarlijke laatste tientallen kilometers. Het waaide, het peloton was nerveus, het zou zomaar in stukken kunnen breken. Voorin rijden om te voorkomen dat hij achterstand zou oplopen, dat was de boodschap die Mentsjov uitdrukkelijk had meegekregen. En wat gebeurt er? Valpartij, peloton in stukken, Mentsjov op 38 seconden achterstand. De kopman in zak en as, de ploeg ook niet blij.
Rustig blijven was het parool bij Breukink. Hij had er niet te veel over gezegd tegen Mentsjov. ‘Denis vindt het zelf erger dan wij. Het is de kunst om zoiets snel achter je te laten en weer bezig te zijn met de volgende dag’, wet Breukink uit ondervinding. Dus was hij maar snel over de tijdrit begonnen. Vooruit denken, het pakte goed uit.
De aanpak van Pieter Weening wierp gisteren ook vruchten af. Hij gebruikte de langste rit van de Tour – 232 kilometer - om tussen de wielen mee te rijden, hopend op herstel. Rugnummer 139 was veelvuldig achterin het peloton te vinden. En warempel: ‘Ik begon me onderweg steeds beter te voelen’, zegt hij meteen na de aankomst. Weening lacht weer, het ergste leed is geleden.
Mentsjov, Weening, binnen twee dagen gingen ze van mineur naar stukken beter. Jammer voor de Raboploeg dat Oscar Freire gisteren in de massasprint tweede werd na Mark Cavendish. Als hij had gewonnen, was de stemming nog verder omgeslagen.

 

Riccó, provocateur

Riccardo Riccò, de winnaar van gisteren, is me er een. Modebewust, grote mond, nooit verlegen om een provocatie.

SUPER-BESSE

Wachten, wachten, wachten. Riccardo Riccò, de Italiaanse kopman van Saunier Duval, wachtte gisteren tot precies het goede moment om zijn versnelling te plaatsen. In de laatste hectometers van de klim naar Super-Besse zette hij aan om Fränk Schleck te achterhalen en vervolgens Alejandro Valverde en Cadel Evans van zich af te houden. Toch is wachten niet het handelsmerk van de aanvalslustige Italiaan. Liever gaat hij in de aanval, vaak al voor de koers is begonnen, maar dan met woorden. Zijn motto: ‘Ik ben geen wielrenner om vrienden te maken.’
Veel vrienden in het peloton heeft Riccò dan ook niet. Collega’s hebben een hekel aan zijn bravoure en vertoon. De strakke pakken waarin hij loopt, de buitenissige brillen die hij soms draagt, het is veel coureurs van het behoudender slag een gruwel. En dan die bijnaam die Riccò met verve draagt: de cobra. ‘Als een cobra kijk ik mijn tegenstanders hypnotiserend in de ogen voordat ik ze plotseling met dodelijk gif probeer te raken.’
Wie verzint zoiets? Riccò zelf.
In de Giro d’Italia dit jaar was Riccò niet te beroerd om keer op keer andere coureurs in de hoek te zetten. Klimmer Emanuele Sella was een verrader van de Italiaanse zaak die zijn diensten verkocht aan Spanjaard Alberto Contador. Contador zelf reed laf en niet als een kampioen. Dag in dag uit was er nieuws van het front Riccò. Contador reageerde niet op het verbaal geweld en won. Riccò tweede.
Of cobra’s een nek hebben zou zomaar een vraag kunnen zijn, maar Riccò heeft er zeker een en steekt die uit. Voorafgaand aan de Tourrit naar Super-Besse had de jonge Italiaan aangegeven dat hij uit was op winst en niks minder. Attent zat hij in de laatste klim van de dag in de voorste gelederen, klaar voor de juiste beslissing op het goede moment. Spektakel van de bovenste plank.
Het idee om meteen al in de eerste Tourweek een keer bergop te finishen, pakte goed uit. De laatste jaren werden de eerste vijf, zes, etappes verreden volgens een slaapverwekkend voorspelbaar scenario: vroeg kopgroepje, sprintersploegen pakken kopgroepje terug, massasprint. Dan was het gisteren toch boeiender met meteen de grote mannen die het slagveld betraden. Alejandro Valverde had ook zijn zinnen op de rit gezet en liet zijn troepen op kop rijden om de ontsnapte Fransen Sylvain Chavanel, Frederic Bichot en Benoit Vaugrenard in te rekenen. Het wemelt deze Tour tot nu toe van de kopgroepjes vol Fransen, met de gele trui voor één dag van Romain Feillu als mooie uitschieter voor Frankrijk.
De gele trui van Super-Besse was voor Kim Kirchen, de explosieve Luxemburger die dinsdag enigszins verraste met een tweede plaats in de vlakke tijdrit van Cholet en zo naar voren schoof in het algemeen klassement. De winnaar van Cholet, Stefan Schumacher, raakte zijn daar veroverde geel trui kwijt door een val in de laatste kilometer. Het kostte hem 32 seconden.
Rabo-troef Denis Mentsjov hield gisteren goed stand, negende op zeven tellen. In het algemeen klassement staat hij op plek zeven. Tourdebutant Laurens ten Dam, meegenomen om Mentsjov in de bergen bij te kunnen staan, moest slechts 51 tellen toegeven op Riccò.
De twee andere Nederlandse debutanten, Martijn Maaskant (Garmin) en Niki Terpstra (Milram), kwamen op ruim zeventien minuten binnen. Ze zochten beiden vroeg in de etappe de groep renners op die rijdt om te eindigen binnen de tijdslimiet. Maaskant: ‘Het viel vandaag eigenlijk wel mee.’

 

Ten Dam en Weening gaan de bergen in

De bergen komen eraan in de Tour de France. Tijd voor de Nederlandse klimmers van de Rabobank-ploeg, Laurens ten Dam en Pieter Weening, om te laten zien wat ze kunnen.

ARCANTIS LES ARCHIERS

‘Hij weet waarvoor hij hier is.’ Ploegleider Erik Breukink van de Raboploeg heeft het over Pieter Weening, die dit jaar niet is aangesteld om de Tour de France te winnen. En de komende jaren waarschijnlijk ook niet. Toch werd Weening in verband gebracht met de eindzege in de Tour de France van dit jaar. In een opgewekt literair experiment probeerde redacteur Bert Wagendorp van het wielerperiodiek De Muur, Weening naar Tourwinst in 2008 te loodsen met het ene verhaal na het andere. Vijf jaar geleden begon dat en Wagendorp schreef: ‘Alle gegevens wijzen erop dat Pieter Weening inderdaad de Tour zal winnen. Pieter Weening kan klimmen. Pieter Weening kan ook goed tijdrijden. In maart van dit jaar won Pieter Weening de vierdaagse etappekoers Jadranska Magistrale, voor de ijzersterke Thomas Konecny en de Kroaat Radoslav Regina, ook geen koekenbakker met een houten been.’
Het opzetje van Wagendorp klinkt door tot in de Tour van nu, maar niet al te serieus. ‘De renners maken er onderling grappen over’, zegt Breukink. Het serieuze werk in de ronde ligt voor Weening op een ander vlak. Hij moet zijn kopman Denis Mentsjov bijstaan in de bergen, vanaf zondag de Pyreneeën en in de laatste Tourweek de Alpen. Dezelfde taak is weggelegd voor Laurens ten Dam, die zijn Tourdebuut maakt. Groninger Ten Dam en Fries Weening, platter kan hun land niet zijn, hebben de gave van het fietsen op hellende wegen.
Pieter Weening liet dat in 2005 al zien aan de hele wereld. In een Tourrit over de Vogezen, won hij met een paar millimeter voorsprong de eindsprint van de Duitser Andreas Klöden. Laurens ten Dam viel in juni op in de Ronde van Zwitserland. Tiende in het eindklassement en tiende in de klimtijdrit. En in het Criterium International in het begin van het jaar verrichtte hij de grootste heldendaad van zijn loopbaan. Ten Dam rondde een ontsnapping van 191 kilometer af, het grootste deel samen met vluchtmakker Ian McKissick, de laatste 23 kilometer in zijn eentje.
Ten Dam, afgestudeerd commercieel econoom verenigt de serieuze vakman en de losse flierefluiter in één persoon. ‘Ik ken hem als iemand die vindt dat je vooral van het fietsen moet genieten’, zegt collega Floris Goesinnen van de Skil-ploeg. Goesinnen en Ten Dam woonden een tijdje samen met andere renners in een klooster in het Limburgse Cadier en Keer, anti-kraak. ‘Laurens was de organisator van de beroemde wk-weekenden. Dan kwamen amateurwielrenners uit het hele land naar Limburg om aan de vooravond van het wereldkampioenschap te stappen in Maastricht, en de volgende dag brak naar de wedstrijd kijken op televisie’, herinnert Goesinnen zich met gemak.
De meeste amateurs uit die tijd zijn inmiddels gestopt of amateur gebleven, Ten Dam is doorgestoten naar de top. ‘Hij is serieus met zijn vak bezig, maar wel op een leuke manier.’
Logboeken bijhouden met trainingskilometers en bloedwaarden, boeken lezen over de wielersport omdat kennis van de geschiedenis erbij hoort, een uurtje langer trainen dan gepland, het hoort erbij volgens Ten Dam. En in de wedstrijd kalm blijven. ‘Ik raak niet snel in paniek.’
Goesinnen ziet Ten Dam nog wel een keer bij de eerste vijftien eindigen in een bergrit deze Tour. ‘Hij verbetert met de dag.’ Op Alpe d’Huez kan de Groninger van huis uit, die nu in België woont, rekenen op de morele steun van zijn stapmaten van vroeger. Ze zullen er staan in een witte camper, beschilderd met de rode bolletjes van de trui voor de beste klimmer in de Tour.
Pieter Weening moet deze Tour nog even afwachten waar hij precies staat. Hij had de afgelopen dagen last van buikklachten die zijn krachten sloopten, maar zijn aanwezigheid in de Tour is al een overwinning op zich. Na zijn winst de Tourrit van 2005 werd het twee jaar stil rond de Fries uit het dorp Harkema. Jongere talenten als Robert Gesink, Bauke Mollema en Thomas Dekker eisten aandacht op. Weening weet dat het zo werkt en probeert zich zo min mogelijk druk te maken. Hij richt zich op zijn eigen koers.
Dat heeft ertoe geleid dat Weening ondertussen is uitgegroeid tot een vaste waarde in de Raboploeg. Na het overwinnen van een knieblessure eerder dit jaar fietste hij tijdens de Dauphiné Libéré in juni opnieuw de selectie binnen voor de Tour, zijn vierde. Zijn kopwerk leidde niet tot de gehoopte ritwinst voor Robert Gesink, maar Weening liet er wel mee zien dat hij klaar is voor de zwaarste ronde van het jaar. Winnen zal hij hem niet, deze Tour, denkt Erik Breukink. Hoewel, lachend: ‘Het kan nog.’

 

Donkere dopingwolken 

Ook de Tour de France van 2008 blijft niet dopingvrij. Rugnummer 62, betrapt, zit alweer thuis in Spanje. En er hangen nog meer donkere wolken boven het peloton.

LE ROUGET

Zoiets hadden de dorpelingen van Le Rouget in de Auvergne niet eerder meegemaakt. Politiesirenes, televisiecamera’s, wat was hier gaande? Moesten er terroristen opgepakt worden? Was de man die net bij Toulouse vijf verwanten had vermoord misschien uitgeweken naar het platteland en was de politie hem op het spoor? Nee, het was iets anders. Met veel vertoon rekende de gendarmerie vrijdagavond de wielrenner in die met rugnummer 62 meedeed aan de Tour de France. De coureur, Manuel Beltran, was na de eerste etappe betrapt op het gebruik van het verboden middel epo en moest mee voor verhoor. Zijn ploeg Liquigas schorste hem en stuurde hem vervolgens meteen naar huis, naar Jaén in Zuid-Spanje.
De operatie damage control houdt de Italiaanse ploeg de volgende morgen in een ijzeren greep. Strakke gezichten bij Hotel des Voyageurs in Le Rouget. Een ploegleider die niks zegt, persman Paolo Barbieri die zijn boodschap blijft herhalen als een mantra. Nee, de ploeg kon er niks aan doen. Het was een geïsoleerde renner geweest die op eigen houtje, buiten de teamarts om, zijn toevlucht had genomen tot een verboden middel. Renners die dat doen, weten wat hen te wachten staat. Ontslag. ‘Dat staat in hun contract, met grote letters.’ De gebruikelijke tweede urinetest moet nog gedaan worden, maar niemand houdt er serieus rekening mee dat hieruit zal blijken dat Beltran niet met epo in de weer is geweest. Behalve Beltran zelf.
Zo krijgt de Tour de France 2008 zijn eerste concrete dopingschandaal op de dag dat de geruchten aanzwellen. Een tiental renners zou wel eens in de gevarenzone kunnen fietsen, meldt dagblad Le Monde, dat deze berichtgeving een paar uur weer ontkracht. De controlerende instantie Agence Française de Lutte contre le Dopage (AFLD) zou bloedwaarden van de verdachte coureurs aan de Internationale Wielren Unie (UCI) hebben doorgegeven. Niet waar, meldt ook de AFLD later. De controleurs hebben de waarden van alle Tourrenners aan de UCI doorgespeeld. Dit om de bond in staat te stellen de bloedadministratie van de individuele coureurs up to date te houden. Waarmee dit onweer snel overwaait.
Stabieler is het lagedrukgebied boven het hoofd van Riccardo Riccò en Alejandro Valverde.
Riccò kan zich verheugen op de speciale belangstelling van de AFLD. Hij zou behoren tot een groep van twaalf Tourrenners met abnormale bloedwaarden, die zouden kunnen duiden op dopinggebruik. Riccò is in deze een geval apart. Hij heeft van nature een hoge hematocrietwaarde, de parameter die het gehalte aan rode bloedcellen weergeeft. Epo is een middel om dat gehalte, en daarmee fysieke prestaties, op te krikken. De renner zelf zegt dat hij niks te verbergen heeft.
Alejandro Valverde werd na zijn etappewinst in Plumelec meteen herinnerd aan zijn vermeende betrokkenheid bij het Spaanse dopingschandaal Opéracion Puerto. De kampioen van Spanje zou klant geweest zijn bij dopingarts Eufemiano Fuentes, de aanwijzingen zijn talrijk, de bewijzen onbekend. Journalisten vroegen er in Plumelec voor de zoveelste keer naar, Valverde hield voor de zoveelste keer zijn mond. Sportkrant L’Equipe, verbonden aan de organisatie van de Tour, memoreerde twee dagen later dat Valverde niet past in het idee dat deze Tour nu eens gewonnen moet worden door een renner zonder smetten. Dezelfde krant hamerde vorig jaar dag in dag uit op de leugens van Michael Rasmussen, vanaf het moment dat de Deen de gele trui kreeg. Die druk droeg eraan bij dat Rasmussens werkgever Rabobank zelf de renner uit de strijd nam.
Bij Manuel Beltran was die druk niet nodig. Een concrete uitslag van een dopingtest is overtuigend genoeg. Ploegleider Roberto Amadio nam maximaal afstand van zijn coureur en had meteen contact met Tourdirecteur Christian Prudhomme. Met de directe uitsluiting van zondaar Beltran, was verdere deelname van de ploeg gegarandeerd. In de etappe van zaterdag reden de ploegmaten van de verbannen Spanjaard een tijd op kop van het peloton, ze zijn nog niet verslagen. Beltran wel.
De vroegere knecht van Lance Armstrong kan op zijn leeftijd, 37 jaar, een kruis maken over zijn loopbaan. Hem hangt mogelijk een gevangenisstraf van maximaal vijf jaar en een boete boven het hoofd  De Franse dopingwet is daar onlangs op aangepast; strengere straffen, flink afschrikken.
Het idiote aantal politieauto’s in de straten van Le Rouget past in die strategie. Een ooggetuige, West-Vlaming Steven Monteyne, had ze geteld. ‘Het waren en zeker dertig. Grote wagens, kleine wagens, hondenwagens, alle straten rond het hotel werden afgezet. Beltran kon niet vluchten, maar ik vraag me af of hij dat van plan was.’

 

‘Riccardo Riccò, oh la la’

Riccardo Riccò had gisteren geen tijd stil te staan bij de legende van Sainte Marie de Campan, toen hij door dat dorpje stoof op weg naar zijn tweede ritzege. Hoeft ook niet, Riccò wordt zelf legendarisch.

LOURDES

Ritten winnen, een ander doel had Riccardo Riccò niet in deze Tour. Kandidaat voor het eindklassement wilde hij niet genoemd worden, voordat de Tour van start ging. Zijn voorbereiding was te kort, eigenlijk zou hij niet eens meedoen. Het was dat zijn ploeggenoot José Gomez Marchante vlak voor de Tour geblesseerd uit de selectie van de Saunier Duval-ploeg viel, anders was Riccò niet eens vertrokken.
Als invaller gestart, en nu al twee ritten op zak. Na zijn splijtende demarrage in de laatste meters op Super Besse, afgelopen donderdag, imponeerde Riccò deze keer met een solo. Rabobank-ploegleider Erik Breukink heeft sinds gisteren zo zijn twijfels bij de uitgesproken bedoelingen van de Italiaan. Hij ziet in Riccò ineens wel degelijk een gevaarlijke klant voor het klassement. De 24-jarige Italiaan staat nu op de 21ste plaats, op 2 minuten en 35 seconden van gele trui Kim Kirchen.
Zo hard als Riccò gisteren op de Col d’Aspin gas gaf, zo gebeurt dat niet vaak. Op de winderige licht dalende kilometers naar finishplaats Bagnères-de-Bigorre hield de Italiaan vervolgens overtuigend stand. In de etappe van vandaag, over de gevreesde Col du Tourmalet en met finish bergop in ski-oord Hautacam, zal Riccò zijn ploegmaat Leonardo Piepoli aan ritwinst proberen te helpen, zei hij gisteren. ‘Tenzij ik me goed voel en de kans krijg zelf nog eens te winnen.’ Dat zou zijn verhaal tintjes van een legende geven.
In Sainte Marie de Campan, waar het peloton vandaag opnieuw doorheen rijdt, kijken de bewoners niet op van een legende meer of minder. Moeiteloos wijzen ze bezoekers de plaats waar vroeger de smidse stond. In die smidse beleefde in de oertijd van de Tour de France de Franse renner Eugène Christophe barre uren. Het was daar dat hij in 1913 de gebroken voorvork van zijn fiets eigenhandig stond te smeden. Het reglement in die dagen schreef voor dat renners hun eigen stukken moesten repareren. De geschiedenis maakte Sainte Marie tot een bedevaartsoord voor wieleradepten. In restaurant Les Deux Vallees zijn ze die toestroom zelfs al beu. Hier geen televisie in de zaak tijdens Touretappes. Dan wordt het ‘trop de bordel.’ Te veel een rotzooitje.
Acht kilometer verderop, in Campan, is de beschaving nog niet zo ver opgerukt en staat in de bar van monsieur Goni de tv wel gewoon aan, op twee krukken, op het biljart. Spanjaarden, Vlamingen, een excentrieke Waal in militair uniform uit de Napoleontische tijd, ze kijken er allemaal kalm naar de koers. Totdat het kleine mannetje in zijn geel-witte trui het op zijn heupen krijgt. ‘Oh la la, Riccò!’
Meteen laaien de discussies op. Riccò is een goede renner, maar een vervelend mannetje, vindt de geüniformeerde Waal. Wat maakt dat uit, wil de Vlaming weten, we zijn hier voor een mooie koers en die krijgen we.
Riccò, een bazig ventje met weinig ontzag voor anderen, niet bang voor wat grootspraak. En met een omstreden idool, wijlen Marco Pantani. Riccò’s grootste wens is net zo goed worden als de Italiaanse klimmer die aan doping en drugs ten onder ging. Riccò voorspelde voor de Tour dat hij, net als Pantani vroeger, gaat winnen op Alpe d’Huez. Zoiets zei hij ook al voor zijn zege op Super-Besse. Riccò maakt het vaak waar, een legende in de maak.

 

De werkdag van Cadel

Cadel Evans pakt de gele trui in de Tour met één tel voorsprong na een dag die vroeg begon.

HAUTACAM

Het was geen gewone werkdag voor Cadel Evans, gisteren. De voorbereiding begon eigenlijk al op zondagavond, toen hij naar bed ging. Met zijn gedachten was Evans bij de zwaarste etappe in de Pyreneeën, die de volgende dag verreden zou worden. Gedachten over de Col du Tourmalet en de klim naar Hautacam, Evans had er alle tijd voor want hij kon de slaap niet vatten. Daarvoor had hij te veel pijn. Zondag lag hij ineens tegen de vlakte door een onhandige manoeuvre van de Bask Gorka Verduro. De hele linkerkant van Evans’ lichaam zat plots vol met schaafwonden. Schaafwonden geven ’s nachts weinig rust.
Gistermorgen nam Cadel Evans een weloverwogen besluit, vertelde zijn bodyguard Serge Borlée op de bergtop van Hautacam. De rit van 156 kilometer zou lang genoeg duren, maar Evans wilde er nog iets aan toevoegen. Hij besloot zich vroeg in de ochtend los te rijden in het kielzog van een auto. Twintig kilometer hoge snelheid maken, een extra inspanning om te kijken of alles nog op zijn plaats zat na de val, of de spieren niet een te grote optater hadden gekregen. Het viel mee.
Brusselaar Borlée, in het normale leven hoofdinspecteur van de politie, beschermt Evans in de Tour tegen opdringerige menigten. Hij staat de renner overal terzijde, letterlijk. Eerder had de gedrongen kale verschijning dezelfde baan bij grootheden als Lance Armstrong en Alexandre Vinokourov, maar dat was iets gemakkelijker. Armstrong en Vino trokken hun eigen plan wel, ze wisten wat ze wilden. Bij Evans ligt dat anders. ‘Hij wil aardig zijn tegen iedereen, 27 uur per dag. Armstrong zei geen woord meer dan nodig was tegen journalisten, Evans blijft maar vragen beantwoorden. Hij is té open. Ik moet hem vaak stopzetten.’
‘Manneke’, noemen ze Evans bij zijn Lotto-ploeg. De bijnaam staat zelfs in zijn helm. Manneke, aardig voor anderen, keihard voor zichzelf. De extra inspanning voor de rit rendeerde. Evans belandde in het geel, met één tel voorsprong op Fränk Schleck.
De Tourmalet en de klim naar Hautacam eisten hun tol. Het rijtje favorieten voor de eindzege werd ineens een stuk korter. Alejandro Valverde, Damiano Cunego, Andy Schleck, ze kwamen allemaal op te grote achterstand binnen om nog grote dromen over het geel in Parijs te kunnen hebben. Denis Menchov kan die droom nog wel koesteren. Vijfde op 57 seconden, dat valt te overzien. Mentsjovs kamergenoot in de Rabobankploeg, Laurens ten Dam, droomt niet, maar knijpt zich soms in zijn arm. Ten Dam kwam tegelijk binnen met Valverde en Cunego. ‘Daar had ik vooraf voor getekend’, vertelde hij op de kille, winderige bergtop, snel opknappend. Ten Dam rijdt de eerste grote ronde in zijn leven en weet nog niet precies hoe ver zijn krachten reiken. Zijn eerste woorden na de finish geven wel een indicatie. ‘Morgen rustdag, die valt precies goed.’
Dezelfde verzuchting was te horen bij Stef Clement. Met een licht hese stem gaf Clement zijn toestand weer. ‘Ik heb een koutje te pakken.’ Waar bij Ten Dam tevredenheid de overhand had, was Clement kritisch op zichzelf. ‘Ik heb mijn ambities nog niet waar kunnen maken deze Tour.’
Cadel Evans is wat dat betreft beter op weg. De gele trui in Parijs, voor minder doet hij het niet. Gisteren maakte hij een begin. Al valt voor hem te vrezen dat hij van zijn Silence Lotto-ploeggenoten weinig steun kan verwachten. Evans moest het – net als Denis Mentsjov - in de slotklim alleen klaren in de groep die achter ritwinnaar Leonardo Piepoli, diens teammaat Juan Acebo Cobo, Fränk Schleck en Bernhard Kohl aan reed. En de gele trui kan ook te vroeg komen. Hij vreet energie. Extra persverplichtingen, meer handtekeningenjagers, meer drukte. Evans’ bodyguard Borlée kan aan de bak.

 

‘Carlos Sastre wordt de man’

Op de eerste rustdag in de Tour ging de wedstrijd verder, maar dan naast de fiets. Fränk Schleck gooide olie op het vuur.

PAU / OUSSE

Fränk Schleck was er niet bij, op de afzonderlijke persconferenties gisteren van de Rabobank-ploeg en van Cadel Evans’ Silence Lotto-team. Toch werden Schleck en zijn CSC-ploeggenoten veelvuldig besproken, vooral bij Lotto. Gele-truidrager Evans kreeg daar een uitspraak van Schleck eerder op de dag voorgelegd. ‘Cadel moet bang zijn voor ons’, had de Luxemburger gezegd. Daarmee zorgde hij voor een extra momentje van stress bij de Australiër, die eens kuchte voordat hij antwoordde dat hij inderdaad vooral Schlecks ploeggenoot Carlos Sastre in het oog houdt.
Rabobank-kopman Mentsjov noemde Sastre ook als de sterkste van het team van de broers Fränk en Andy Schleck, dat nu het meest gevreesde van de Tour is. Het machtsvertoon van de ploeg van Bjarne Riis, maandag, heeft daarvoor gezorgd. Met Fabian Cancellara, Carlos Sastre, Jens Voigt en de Schleck-broers in de vuurlinie dwong CSC respect af. ‘en in de Alpen zullen ze hetzelfde doen’, liep Mentsjov alvast op de grote bergetappes van volgende week vooruit.
Mentsjov, op de fiets een sfinks, liet zich van zijn goedlachse kant zien. De vraag wanneer hij gaat aanvallen, de enige manier om zijn 57 seconden achterstand op Cadel Evans teniet te doen, werd beantwoord met een brede grijns, zonder verdere tekst of uitleg. ‘Misschien maakt Evans een fout.’
De gele truidrager, met het leeuwtje voor zich op tafel dat klassementsleiders in de Tour krijgen van sponsor Crédit Lyonnais, wilde niet te ver vooruit denken. Hij maakt zich weinig zorgen over de komende dagen. ‘Normaal gesproken gebeurt er morgen en overmorgen niks bijzonders voor het algemeen klassement.’
Evans werd op zijn persconferentie aangekondigd met het enthousiasme en lawaai dat normaal gesproken is voorbehouden aan popsterren. Hij was er wat verlegen mee. Met een hangende linkerschouder, gevolg van zijn valpartij van zondag, deed de leider in de Tour zijn verhaal. Mentsjov zat er relaxter bij.
De Australiér en de Rus hebben gemeen dat ze het tot nu toe deze Tour in de finale van bergetappes zonder hulp van ploeggenoten moeten doen. Evans zei zich geen zorgen daarover te maken. Mentsjov hoopt dat Laurens ten Dam net zo goed rijdt als maandag, toen de Nederlander op 3.37 van zijn kopman binnenkwam. ‘Of misschien een beetje beter.’
Het aanvallen laten Mentsjov en Evans over aan de mannen van CSC. Fränk Schleck nam gisteren alvast een voorschotje.

 

Koos op kop

FOIX 

Stel dat er iets zou gebeuren met Denis Mentsjov na de beklimming van de Col de Portel, gisteren in de Tourrit naar Foix. Dan zou anti-klimmer Koos Moerenhout er niet meer bij zijn om hem nog te helpen in de laatste vijftig vlakkere kilometers van de rit. Dus zorgde Moerenhout ervoor dat hij in een kopgroep zat, van twaalf man. Kon hij zich altijd nog terug laten zakken als achter hem de nood aan de man zou komen.
Met het uitgekookte plannetje maakte Moerenhout nog kans op ritwinst ook. ´Maar ik voelde wel dat ik de traagste was van de kopgroep. Ik moest proberen alleen weg te komen´, gaf Moerenhout na de finish aan. Dat plan ging niet door. Drie renners reden weg Moerenhout kwam nog bij hen aansluiten, maar kon in de sprint niks beginnen. Hij werd vierde. De Noor Kurt Asle Arvesen won.

 

Joost blijft bij Mentsjov

Ook gisteren was hij niet vaak in beeld, Joost Posthuma van de Rabobank-ploeg. Zijn taak is vastomlijnd. ‘Bij Mentsjov blijven.’

TOULOUSE

Noem het bescheidenheid, noem het zelfkennis, Joost Posthuma (27) weet zijn plaats binnen de Rabobank-ploeg. In de vlakke en de golvende Touretappes blijft hij in de buurt van Denis Mentsjov, de kopman. Een dienende rol. En dat net in het jaar waarin hij de twee mooiste zeges van zijn loopbaan achter de rug heeft. Posthuma won in april de Driedaagse van de Panne en in juni de Ronde van Luxemburg.
In de Panne, de winderige Westvlaamse kustgemeente, reed Posthuma een van de beste tijdritten van zijn leven en ook zijn overwinning in de Ronde van Luxemburg was van hoog niveau. Met de Zwitser Albasini ontsnapte Posthuma uit een kopgroep met Fränk Schleck, die alles probeerde om nog terug te komen. Dat mislukte. ‘Op het vlakke rijdt Schleck zeker niet harder dan ik’, zegt de Hengeloër zelfverzekerd maar zonder bravoure.
In zijn derde Tour kan Posthuma het nauwelijks laten zien aan het grote publiek, dat talent van hem. Het steekt hem niet. ‘Ik weet wat de prioriteiten zijn van de bank; ze hebben nog nooit in Parijs op het podium gestaan en dat moet nu met Denis gebeuren.´
Gevaarlijke kopgroepen binnen handbereik houden is een deel van het takenpakket van de Hengeloër. ‘Dat begon in de eerste etappe van deze Tour al na veertien kilometer. Ik mocht meteen op kop gaan rijden.’
In de rit naar Nantes kon Posthuma opnieuw aan de slag, met de hele ploeg, toen Mentsjov achter een breuk in het peloton zat. ‘Denis is heel relaxed en dat is prettig, maar in deze situatie was het een nadeel. We hebben vaak genoeg tegen hem gezegd dat hij van voren moest rijden, maar hij bleef rustig achterin zitten.´
Posthuma legde zich bij de situatie neer, zoals hij zich ook schikt in zijn rol van helper in de Tour. ´Het zou pas gaan wringen als ik moest werken voor iemand die rond de veertigste plaats in het klassement zou rijden. Dan zou ik denken; dat kan ik zelf ook.´.
Met Mentsjov als kopman wringt er niks bij Posthuma. Vorig jaar hielp Posthuma de Rus al met het winnen van de Vuelta, het werk loont en wordt gewaardeerd. En je maakt ook nog eens wat mee in zo´n Tour de France. Posthuma kan er nog steeds over vertellen met de verbazing van de nieuwkomer. De drommen toeschouwers die je claustrofobie bezorgen, de plotselinge stilte in de afdaling als er ineens geen schreeuwend publiek meer staat, de Baskische fans die hem bij naam kennen, Posthuma blijft er van opkijken. En naar de beklimming volgende week woensdag van Alpe d´Huez, de bonte kermis van het Nederlandse wielerwezen, kijkt hij uit. Natuurlijk, hij weet dat veel Nederlanders er staan om hun eigen feestje te bouwen en niet per se omdat hun wielerhart zo klopt. Maar toch. ´Ik ben twee jaar geleden expres in mijn eentje tegen Alpe d´Huez op gereden, zodat ik bekenden kon zien en extra kon genieten.´

 

Riccó vliegt eruit

Het was bijna te mooi om helemaal waar te zijn. Riccardo Riccò vloog over de bergen in de Tour de France. Gisteren vloog hij uit de Tour, betrapt op gebruik van het verboden middel epo.

NARBONNE

De verdachtmakingen waren er al de hele week. Riccardo Riccò, de Italiaan met de grote mond en de grote motor, ging wel erg hard deze Tour. De Franse dopingcontroleurs van het Agence Française de la Lutte contre le Doping (AFLD), hielden de Italiaan die twee bergetappes won, extra scherp in het oog. Gisteren ging hij voor de bijl. Betrapt op het gebruik van de derde generatie epo na de tijdrit in Cholet, vorige week dinsdag.
Vanaf de eerste dag van de Tour hield de AFLD Riccò in de gaten. Zijn hematocrietwaarden –het gehalte aan rode bloedcellen -  gaven daar aanleiding toe. Ze schommelden te veel. Dat kan duiden op toevoeging van buitenaf van het lichaamseigen hormoon epo. Epo stimuleert de aanmaak van rode bloedcellen, een hoger gehalte rode bloedcellen heeft direct een positief effect op de prestaties. De cellen voeren zuurstof aan, brandstof voor de spieren.
De AFLD was op de hoogte van de bloedwaarden van Riccardo Riccò door de invoering van het biomedisch paspoort, begin dit seizoen. In dat paspoort worden de bloedwaarden van professionele renners secuur geboekstaafd. De dopingtest na de tijdrit in Cholet toonde aan dat Riccò inderdaad lichaamsvreemd – ingespoten - epo in zijn urine had.
Riccò staat bekend als een renner die op en naast de fiets de grenzen van het betamelijke opzoekt en van tijd tot tijd overschrijdt. Collega’s intimideren in de wedstrijd en ze provoceren daarbuiten met ferme uitspraken. Nu blijkt dat hij ook op medisch vlak buiten zijn boekje is gegaan. De Franse gendarmerie haalde hem gisteren uit de teambus van zijn Saunier Duval-ploeg, bij de start in Lavelanet. Zijn ploeg besloot acuut de wedstrijd te verlaten.
Herman Ram, directeur van de Nederlandse Dopingautoriteit, de organisatie die in Nederland dopingtests organiseert en uitvoert in opdracht van de overheid, voelde teleurstelling toen hij het nieuws over de derde dopingzaak in deze Tour hoorde. Eerder werden de Spanjaarden Manuel Beltran en Moises Duena betrapt en uitgesloten. Tegelijkertijd ziet Ram licht aan het eind van de dopingtunnel. ‘Het biomedisch paspoort blijkt te werken, dat is het prettige. Er zijn dit jaar in de hele sportwereld enkele miljoenen euro’s in geïnvesteerd. Het paspoort lost dopinggebruik niet op, maar het is wel een krachtig middel waarmee je je kunt focussen op sporters waarmee iets aan de hand is.’
De epo-variant waarop Riccò is betrapt, op internet vrij te koop bij voorbeeld onder de merknaam Mircera, is volgens Ram al twee jaar op de markt als geregistreerd geneesmiddel voor nierpatiënten. Ze krijgen het toegediend omdat hun nieren te weinig lichaamseigen epo aanmaken.
Het verbaast Ram dat Mircera in de sportwereld wordt genoemd als een nieuw wondermiddel dat niet opspoorbaar zou zijn. ‘Sporters gaan vaak af op onbetrouwbare informatie die ze op internet vinden.’
De ontwikkeling van nieuwe varianten van epo gaat volgens Ram gewoon door, een vierde generatie is in de maak. ‘Je kunt blijven sleutelen, een molecuultje meer of minder. Epo wordt steeds verfijnder, met als doel dat nierpatiënten er lagere doses van kunnen gebruiken. Maar alle van buitenaf toegediende varianten blijven opspoorbaar.’
Ram is meer bevreesd voor de opkomst van gendoping. In deze variant wordt aan het erfelijk materiaal van mensen gesleuteld, met als uitkomst dat het lichaam zelf extra epo aanmaakt. ‘Er zit geen uitknop op.’ Een te veel aan epo leidt tot bloed met te veel rode bloedcellen, dat daardoor te dik kan worden om nog door de haarvaten te stromen. Hersen- en hartinfarcten liggen dan op de loer.
Riccardo Riccò heeft geen boodschap gehad aan de medische aspecten van zijn dopinggebruik. Hem hangt krachtens de herziene dopingwetgeving die Frankrijk dit jaar invoerde, een boete en een celstraf van hoogstens vijf jaar boven het hoofd. Zijn naam wordt geschrapt als winnaar van de Touretappes naar Super Besse en Bagneres de Bigorre. Sprinter Mark Cavendish staat sinds gisteren – in ieder geval voorlopig - te boek als winnaar van de etappe naar Narbonne.

 

Gerrans wint in Italië

PRATO NEVOSO

Fränk Schleck heeft gisteren in de Tour de France de gele trui overgenomen van Cadel Evans. In de beklijvende slotklim naar het Italiaanse ski-oord Prato Nevoso legden de klassementstoppers elkaar het vuur alvast aan de schenen, met nog twee Alpenritten voor de boeg. De etappe werd gewonnen door Simon Gerrans, de sterkste uit een vroege kopgroep van vier.
Denis Mentsjov, kopman van de Rabobank-ploeg, schoof op in het algemeen klassement. Hij staat vierde op 38 seconden van Fränk Schleck. Dat is precies de achterstand die de Rus opliep door een onoplettendheid in de rit naar Nantes.
Een aanval van Mentsjov gisteren in de slotklim, strandde in een schuiver op het gladde asfalt. De Rus krabbelde snel weer op en verloor geen tijd. In het algemeen klassement staan de eerste zes renners nu binnen een minuut.
Rabosprinter Oscar Freire won zaterdag de etappe naar Digne-les-Bains. Mark Cavendish, vrijdag nog winnaar van zijn vierde rit in deze Tour, startte gisteren niet meer. Freire heeft de groene trui nu binnen handbereik. Vandaag is het rustdag, woensdag de sleutelrit naar Alpe d’Huez.

 

Dopingcynisme even buiten beeld 

En zo ging het ineens vooral weer over sport in de Tour de France. Na een boeiende etappe met Denis Mentsjov in de aanval en de zachtaardige Fränk Schleck in het geel, is het dopingcynisme even naar de achtergrond verdwenen.

PRATO NEVOSO

Het is ronduit aandoenlijk. Johnny Schleck, vader van Andy en Fränk Schleck, staat na de finish in het Italiaanse ski-oord Prato Nevoso de pers te woord. De hele Tour volgt hij zijn zoons al op de voet. Nu kan hij reageren op het laatste nieuws: Fränk in het geel.
Johnny Schleck, zelf oud-Tourrenner en in de jaren zestig nog helper van Jan Janssen, heeft een vriendelijk gezicht onder grijs haar en praat over een uitgekomen droom. ‘De gele trui, dat is voor een wielrenner het belangrijkste wat er is.’ Voor één keer klinkt dat niet als een afgekloven cliché.
De familie Schleck leeft in het wielrennen. Vader Johnny gaat waar zijn zoons gaan en houdt ze voor wat ze moeten doen. Normaal blijven, voeten op de grond. ‘Als ze kapsones krijgen, krijgen ze met mij te maken.’ Gisteren zag vader Johnny hoe zijn jongens de strijd aangingen op de slotklim naar het Italiaanse ski-oord. Alle favorieten zitten daar bij elkaar en pogen om beurten tijd op elkaar te winnen. Carlos Sastre probeert het, de Oostenrijker Bernhard Kohl springt weg, Denis Mentsjov versnelt, neemt voorsprong en glijdt dan onderuit in een gladde bocht. De volgzame Mentsjov in de aanval? Inderdaad, hij kan het, hij doet het.
Fränk Schleck dreigt te bezwijken onder het onrustige koersverloop, maar dan is daar zijn broer, vertelt vader Johnny. ‘Andy riep tegen Fränk dat hij mee moest blijven doen. ,,Kom, kom!’’ Dat is precies wat Fränk nodig heeft.’
Cadel Evans kan de springende kikkers niet in zijn kruiwagen houden en komt binnen op kleine achterstand. Daar gaat zijn gele trui, naar Schleck, Fränk.
Fränk Schleck staat niet bekend als een keiharde. Hij spreekt voortdurend zijn twijfels uit, vindt zichzelf niet altijd goed en maakt onder druk soms rare fouten. Dan mist hij een bocht zoals dit jaar in de Ronde van Zwitserland. Gisteren bleef hij overeind op een dag vol valpartijen. Grootste slachtoffer was Oscar Pereiro Sio, die in de afdaling van de Col d’Agnel onderuit sloeg en zijn schouder brak. Later gingen op een Italiaanse rotonde nog eens tientallen renners tegen de grond. Ook Laurens ten Dam lag erbij. Hij kon weer gewoon verder.
De valpartijen, het algemeen klassement met zes renners die de Tour nog kunnen winnen, de verrassende Bernhard Kohl die daar als tweede tussen staat, ze beheersten gisteren ineens weer de gesprekken in de Tour. Het vooruit kijken naar de etappes die nog moeten komen, is weer geweldig leuk. Vergeten zijn de fnuikende dopingperikelen van de eerste weken. De betrapte zondaar Riccardo Riccò is weer in Italië, hij is nog niet klaar met de Franse justitie en zijn oma laat weten dat Riccardo een goede jongen is. Verder geen nieuws.
Het dagelijkse dopinggerucht betrof zaterdag de ploeg van Cadel Evans, Silence-Lotto. Het team heeft in het hotel in Montclar bezoek gekregen van de politie, meldde een Duitse televisiejournalist. Dat was juist, bevestigde ploegleider Marc Sergeant later in een e-mail aan alle journalisten. Drie politiemensen met wie enkele medewerkers van zijn ploeg dagelijks contact hebben, kwamen een glaasje drinken. Een glaasje zonder alcohol, naar het schijnt, maar dat is geen gecheckt feit.
Feit is wel dat de sponsor Barloworld na de Tour uit het wielrennen stapt vanwege de betrapte renner Moises Nevado Dueñas. Een ander feit is dat Rasmus Damsgaard, een Deen die als dopingbestrijder betrokken is bij de CSC-ploeg van de nieuwe gele trui, laat weten dat er volgens hem tientallen epo-varianten bestaan die nog niet opspoorbaar zijn.
Fränk Schleck zal er wellicht geen weet van hebben. Hij had zich zaterdagavond met zijn ploeg voorbereid op een gooi naar het geel. Zijn CSC kwam daarbij gisteren weer net zo sterk voor de dag als eerder deze Tour, in de etappe naar Hautacam. Mannen als Jens Voigt, Fabian Cancellara en Nicki Sörensen toonden hun macht in de aanloop naar Prato Nevoso. Hoe doen ze het? In ieder geval met training en talent, maar met wat nog meer? Toch niet met een van de onopspoorbare epo-varianten waar hun eigen Rasmus Damsgaard weet van heeft? Dat zou zomaar een cynische vraag kunnen zijn die opborrelt in een sport met een omstreden verleden dat doorgaat tot vandaag.
Fränk Schleck kreeg de vraag, in iets minder toegespitste vorm gisteren voorgelegd op de rituele persconferentie van de gele trui. ‘Wie kan ons garanderen dat jij dopingvrij bent?, vroeg iemand. Fränk zelf kon dat. En toen ging het weer over de wedstrijd. Zaterdag staat nog een tijdrit van 53 kilometer op de rol. Fränk, als tijdrijder niet de beste, zal tijd moeten winnen in de bergen, wil hij de Tour op zijn naam schrijven. ‘Dat weet ik, maar laat me nu even genieten van dit moment’, riposteerde Schleck. ‘Laat me met rust.’
Daar zal het niet van komen, in de bergritten van dinsdag en woensdag. De kanshebbers op het geel gaan het elkaar niet gemakkelijk maken, Denis Mentsjov voorop. De Rabo-Rus deed gisteren een pracht van een belofte. ‘Ik ga opnieuw aanvallen.’

 

Mentsjov gokt op tijdrit

Denis Mentsjov hoeft het bij zijn gooi naar de gele trui niet alleen van de komende bergritten te hebben. Hij kan altijd nog toeslaan in de tijdrit van zaterdag. Mentsjov zegt het zelf.

PIANFEI

Het klonk niet als grootspraak, daarvoor was de toon te kalm. ‘Cadel Evans is niet sterker dan ik in een tijdrit na drie weken koers.’ Denis Mentsjov, kopman van de Raboploeg, keek gisteren op verzoek alvast een paar dagen vooruit, op de rustdag in de Tour de France. Stel dat je te weinig voorsprong pakt in de bergritten naar Jausiers en Alpe d’Huez, wat dan?, vroeg iemand. De vraag vloeide voort uit een plagerijtje van Oscar Freire op de persconferentie in het Italiaanse dorpje Pianfei. Freire had gezegd te hopen dat Mentsjov het geel zou hebben ná de tijdrit in Saint-Amand-Montron. In de bergen een greep naar de macht doen is leuk, maar alleen Parijs telt.
Mentsjov lachte eens en zei de 53 kilometer van zaterdag niet te vrezen. En Evans ook niet. Toch geven de cijfers van de afgelopen twee jaar daar wel aanleiding toe. Vorig jaar moest de Rus nog 2.16 minuut inleveren bij Evans in de race tegen de klok in Albi, in 2006 verloor hij op de laatste zaterdag van de Tour 56 seconden in 57 kilometer op de Australiër. Maar dat was toen.
De Mentsjov van 2006 is niet de Mentsjov van 2007 is niet de Mentsjov van nu. Twee jaar geleden had hij minder ervaring, vorig jaar had hij moeite met de interne concurrentie in de ploeg. Michael Rasmussen ging toen met twee etappes, de gele trui, een dopingschandaal en alle bijbehorende aandacht aan de haal. Daar heeft Mentsjov dit jaar geen last van. ‘We proberen een vertrouwde omgeving voor hem te creëren’, zegt ploegleider Erik Breukink over de aanpak van de ploeg. Dat lijkt te lukken.
Mentsjov voelt zich dit jaar op zijn gemak in de Raboploeg, zijn kamergenoot Laurens ten Dam ervaart het dagelijks. ‘Ik heb Denis leren kennen als een rustige man. Hij spaart zijn energie en doet niks te veel.’
Dat geldt ook bij het beantwoorden van vragen. Op zijn ene uitschieter over de tijdrit na, omzeilt Mentsjov onverstoorbaar veelzeggende antwoorden. De teneur is steeds dezelfde; alles gaat goed, ik hoop dat dat zo blijft, ik doe mijn best. Ja, hij voelt zich sterk. Nee, hij is niet bang voor de komende bergritten en ja, hij weet wel wat van Alpe d’Huez. ‘Ze zeggen dat dat een Nederlandse klim is, niet?’
Misschien kan Laurens ten Dam Mentsjov nog wat bijspijkeren op dat punt. Ten Dam, bezig aan de eerste wielerronde van drie weken in zijn leven, kijkt uit naar de finish bergop van morgen. Vijf jaar geleden won hij er de Marmotte, een toertocht waar jaarlijks duizenden Nederlanders aan meedoen. Maar dat telt niet meer. Dat was ver beneden zijn huidige niveau. Nu rijdt hij er zelf in de Tour tegenop. ‘Ik kijk er echt naar uit.’

 

Mentsjov verliest Tour in afdaling

De Tour verliezen in een afdaling, dat kan ook. Al denkt Denis Mentsjov dat het zo ver nog niet is. Dan moet hij vandaag wel aanvallen op Alpe d’Huez.

JAUSIERS

Erik Breukink, ploegleider van Rabo-Rus Denis Mentsjov, zei het nog maar eens. Je kunt weinig doen als je in de auto zit en je kopman blijkt zijn concurrenten ineens niet bij te kunnen houden in een afdaling. Dat was precies wat er gebeurde gisteren in de laatste 23 kilometer naar finishplaats Jausiers. Denis Mentsjov liet een gaatje vallen in de afzink van de Col de la Bonette, het gaatje werd een gat, het gat werd 35 seconden. Mentsjov staat nu op 1.13 minuut van gele trui Fränk Schleck.
Het is een licht ongrijpbaar fenomeen, tijd verliezen op een dalende weg. Rabo-talent Robert Gesink had er eerder dit jaar last van op de Col du Tanneron in Parijs-Nice. Je ziet je concurrenten langzaam van je wegkruipen, en je kunt er niet meer bij. ‘Het is heel moeilijk uit te leggen’, zei Gesink destijds. Mentsjov sloot zich daar gisteren bij aan, zonder het zo expliciet te verwoorden. Zijn antwoord op de moeder van alle vragen – ‘what happened?’- luidde aanvankelijk: ‘nothing.’
Het kan te maken hebben met angst, met reflexen die na bijna drie weken fietsen verminderen, met de afdaling zelf. Dat de Bonette – met zijn 2802 meter de hoogste klim van deze Tour – verraderlijke bochten heeft, ondervond John-Lee Augustyn. Als deelnemer aan een vroege kopgroep, lukte het de Zuidafrikaan als eerste de top van de reus te passeren, in de afdaling ging het mis. Hij schoof over de rand van de weg het gesteente in, krabbelde weer omhoog en kwam uiteindelijk toch nog ongeschonden binnen.
Het was een van de memorabele momenten op een dag waarop kijkers ogen tekort kwamen. Een vroege kopgroep van vijf, een latere vlucht van 23, een groepje achtervolgers met Pieter Weening er nog even bij, het wedstrijdbeeld wisselde voortdurend. Duitser Stefan Schumacher, al eerder winnaar van de tijdrit in Cholet en drager van de gele trui, reed lang alleen op kop, maar redde het niet tot de meet. De Fransman Cyril Dessel won de etappe, maar het grotere verhaal van de dag betrof toch het algemeen klassement. De gebroeders Schleck handhaafden zich prima, hun CSC-teammaat Carlos Sastre ook, net als Cadel Evans en Bernhard Kohl in zijn bolletjestrui.
Christian Vandevelde viel weg als kanshebber op het geel in Parijs. En Mentsjov maakte het zichzelf moeilijk. De kalmte die zijn grote kracht is, werkte tegen de Rus. Energie sparen waar het kan, Mentsjov is er specialist in. Gisteren kwam dat even slecht van pas. De beklimming van de Col de la Bonette was door Mentsjov in de aanloop naar de Tour in juni goed verkend, de afdaling niet meer. Daar was het weer toen te slecht voor. Het zou misschien iets uitgemaakt hebben. ‘Het was een technische afdaling’, zei Mentsjov daarover. Een moeilijke dus. En de tegenwind had gisteren ook niet geholpen.
Na enig nadenken dacht Mentsjov dat het volgende was gebeurd: Carlos Sastre was hem in de afdaling voorbij gestoven met Andy Schleck in het wiel, die eventjes iets was achtergebleven. En toen ontstond het gaatje. ‘Ik verloor een paar meter.’ Breukink wist in de auto op slag hoe het er voor stond. ‘Ik zei meteen, dit gaat een halve minuut worden.’
Over een verloren Tour wil Mentsjov het niet hebben. Zo ver is het volgens hem nog niet. ‘No. Het is alleen een klein beetje jammer. A little bit a pity. Ik ben niet teleurgesteld.’ Dan kijkt Erik Breukink zorgelijker tegen de verloren 35 seconden aan. ‘Het zal moeilijk worden om dat nog goed te maken.’
Breukink was niet al te best te spreken over het optreden van zijn flegmatieke kopman. ‘Je moet je concurrenten in een afdaling gewoon vasthouden, zo simpel is het.’ Breukink had nog zo’n sterke. ‘Het zal Alpe d’Huez moeten worden.’ Op de Nederlandse berg kan Mentsjov het vandaag weer goedmaken, wellicht. Hij zal het proberen, zei hij, misschien. De rust die Mentsjov de afgelopen dagen uitstraalde, had hem niet verlaten. Fris gedoucht trok hij zijn schouders nog eens op. ‘We zullen zien.’

 

Noeste ploeteraar pakt hoofdprijs

Carlos Sastre pakt de rit en de gele trui op Alpe d’Huez. Eindelijk een echte hoofdprijs voor een noeste ploeteraar in de schaduw.

ALPE D’HUEZ

Carlos Sastre vergat niet zijn ploeg te bedanken, na de mooiste overwinning uit zijn loopbaan, gisteren op Alpe d’Huez. Al zijn CSC-ploeggenoten noemde hij bij naam, maar de gebroeders Andy en Fränk Schleck toch het eerst. Logisch. Natuurlijk was Sastre zélf aan de voet van de Nederlandse berg weggesprongen, maar de gebroeders Schleck waren wel zo fideel de vlucht van hun teammaat te beschermen.
Op de laatste berg van de dag en van de Tour moest het gisteren gaan gebeuren, want de beklimmingen van de Col du Galibier en de Col de la Croix de Fer brachten niet de gehoopte opwinding teweeg. Meteen aan de voet van de veertien kilometer lange klim, gebeurde het dan ook. Sastre sprong weg, Denis Mentsjov volgde hem even maar viel snel terug, en gevlogen was Sastre. Met twee minuten en drie seconden voorsprong op Samuel Sanchez en Andy Schleck kwam de taaie Spanjaard over de meet. En meteen in het geel. Plan volbracht. In de teambus van CSC hadden ze het er voor de start nog over gehad. Als Sastre nou eens voorsprong zou gaan nemen op Alpe d’Huez, wat zouden zijn ploeggenoten dan doen? Fränk Schleck, op dat moment nog drager van de gele trui, zei dat het goed was, dat hij dan niet achter zijn ploegmaat aan zou fietsen. Andy Schleck sloot zich erbij aan. De broers hielden woord, al leek dat Andy Schleck het meeste moeite te kosten. Twee keer maakte de jongste van de twee Luxemburgers aanstalten achter Sastre aan te gaan, maar zette hij niet door.
Met de gele trui voor Sastre kan iedereen vrede hebben. Sastre is geen man van de controverse, eerder een onopvallende vaste waarde die altijd aan het front te vinden is. Met zijn licht wiegende tred en zijn eeuwige grimas, lijkt hij voortdurend in zijn eigen schaduw te fietsen. Maar dan wel hard. Rabo-klimmer Laurens ten Dam zei het nog deze week. ‘Sastre kraakt nooit.’
Dat deed Ten Dam zelf gisteren wel. Minuten bleef hij over het stuur van zijn fiets hangen na de aankomst, schouderkopjes van Pieter Weening drongen niet tot hem door. Ten Dam, de beoogde helper van Denis Mentsjov in de bergen, ontdekt deze Tour wat het is om meer dan twee weken achter elkaar op een wedstrijdfiets te zitten. Helemaal kapot was hij. ‘Ik reed op het laatste nog vijf kilometer per uur. Ik ben helemaal leeg.’
Denis Mentsjov, nu vijfde in het algemeen klassement, vertelde na afloop dat hij zich meer van de rit had voorgesteld. Hij kon Sastre even volgen, maar had daarna de benen niet meer. Dat hij ook moest lossen bij diens achtervolgers maar daarna weer terugkwam, zegt ook iets over het lage tempo van de toppers die achter Sastre aanreden. En over de goede diensten van de gebroeders Schleck. Wie ook maar een vin verroerde, kreeg meteen een Luxemburgs talent in zijn wiel. De bedankjes van Sastre waren niet overdreven.

 

Rekenmeesters aan het bewind

De rekenmeesters maken overuren in de Tour de France. Ouderwets in de aanval gaan is, nou ja, ouderwets.

ALPE D’HUEZ

Geen proloog, meteen beginnen met zware ritten in Bretagne, op de eerste donderdag al een finish bergop op Super Besse, zware etappes in de Pyreneeën en de apotheose op Alpe d’Huez; het zou dit jaar een andere Tour worden dan anders. Tourdirecteur Christian Prudhomme had het zo bedacht. ‘Het moet een romantische Tour worden waarin aanvallers vanaf het begin alle kans van slagen hebben.’
De droom van Prudhomme was mooi, kennelijk te mooi om waar te zijn. De aanvallers hebben niet aangevallen, ze reden met reserves en bleven steeds bij elkaar in de buurt. Liever een zekere goede klassering in Parijs, dan een riskante alles-of-niets gooi naar het geel. Het is een teken van de tijd, waarin ook modale wielrenners meer dan modaal verdienen. Hun kostje is gekocht, winnen is geen pure noodzaak meer. Nee dan vroeger. Maar vroeger is voorbij.
Een typerend cijfer voor de Tour 2008: tot gisteren was het verschil tussen de eerste en de tweede in het algemeen klassement nooit groter dan 35 seconden. En het kleinst denkbare verschil, die ene seconde die gele trui Cadel Evans scheidde van Fränk Schleck, hield zomaar even vijf dagen stand.
De Tour hangt dit jaar van de berekening aan elkaar. De enige gewaagde aanval van een topper, kwam op naam van Riccardo Riccò, de man met de meeste persoonlijkheid van het hedendaagse peloton. Die dan weer prompt tegen de dopinglamp liep.
Favorieten als Cadel Evans, Andy en Fränk Schleck, Alejandro Valverde, ze deden het niet. Denis Mentsjov had aanvallen beloofd op Alpe d’Huez. Helaas. Carlos Sastre won gisteren de etappe en pakte meteen ook de gele trui. Hij staat 1.24 minuut voor op zijn grootste rivaal in de tijdrit van zaterdag, Cadel Evans. Dat lijkt nog best spannend, maar is het niet. Evans liep in de eerste tijdrit van deze Tour, in Chôlet, 1.16 minuut uit. In Chôlet was de afstand 29,5 kilometer, zaterdag is dat 53. Ver genoeg voor Evans om zijn achterstand in te lopen. Als ik goed reken.

 

Een uitstapje voor miljoenen

De Tour de France is een wielerwedstrijd. En een mooi uitstapje voor miljoenen.

SAINT ETIENNE

Thierry Piette schuift aan op het terras in Pelussin, dorpje halverwege de col de La Croix du Montvieux, tweede categorie, op 43 kilometer van finishplaats Saint Etienne. Het is al aardig druk. De Tour de France komt over twee uur langs.
Thierry Piette is een van de miljoenen. Van Bretagne via het Centraal Massief, over Pyreneeën, door de Alpen, in Italië, overal komen mensen kijken naar de Tour. Overal juichen ze naar alles dat beweegt en met de Ronde van Frankrijk te maken kan hebben.
Thierry Piette komt uit Bastogne. In een bus is hij eerst naar Alpe d’Huez en daarna naar Pelussin gekomen. Piette en zijn reisgenoten hebben allemaal een bruine pet op met de naam van hun favoriet, Maxime Monfort, ook een Waal. Ze zijn met precies 51. Dat is een beroemd getal, zegt Piette (43). Eddy Merckx won zijn eerste Tour met rugnummer 51.
Alles is vandaag wielrennen bij Piette, wielrennen is vandaag alles. Zeker, hij heeft ook kinderen en een baan, maar nu even niet. Nu vertelt hij dat hij met vier kamergenoten gisteravond in het hotel heeft gedaan wie het meeste oude wielerploegen kende. Om beurten noemden ze er een. Pelforth, Bic, TI Raleigh, Hertenkamp, en toen waren ze in slaap gevallen. Later, als zijn kinderen groot zijn, gaat Piette met een camper de hele Tour volgen, drie weken lang.
Even verderop staan Guus en Monica De Laat uit Bakel met hun busje vol Raboreclame. Die doen dat al, elk jaar weer sinds de start van de Tour in Den Bosch in 1996. Man, man, wat je meemaakt. Afgezet op campings, vrienden gemaakt op campings, fijne contacten met sommige renners. Ze halen een boekje met handtekeningen van beroemde coureurs uit het handschoenenkastje. Laurent Jalabert, Hennie Kuiper en Jean-Pierre Danguillaume, dat op zijn Bakels uitgesproken klinkt als Dankolène. Guus en Monica - noem ze geen meneer of mevrouw - bieden zelfgerolde sigaretten aan en kijken de wedstrijd op hun eigen televisietje, met het geluid van Radio Tour de France erbij. Vandaag zien ze dat twee koplopers onderling gaan uitmaken wie er wint, de jonge Markus Burghardt en de doorgewinterde Spanjaard Carlos Barredo. Barredo haalt alle vuile trucs uit de kast – demarreren als de tegenstander net zijn shirt probeert dicht te maken of keihard door een bocht knallen in de hoop dat de ander eruit vliegt – maar de jonge Duitser laat zich niet in het pak steken en wint. Verder geen wedstrijdnieuws. Wel dringt het bericht door dat de Franse douane de wagen heeft doorzocht van Johnny Schleck, de vader van Fränk en Andy. De douane zocht verboden stimulerende middelen, maar vond alleen toegestane medicijnen. Thierry Piette haalt zijn schouders erbij op. ‘De Schlecks rijden in de ploeg van Bjarne Riis, en die vertrouw ik niet.’ Piette laat zijn dag niet vergallen door dopingverhalen.
Dat deed Poin Cheuvalegre ook niet, kunstschilder in Chalabre, op de dag dat Riccardo Riccò werd betrapt. Cheuvalegre zat met familie en vrienden aan de goed gedekte tafel die ze in het centrum van het dorp aan de weg hadden gezet. De Tour kwam langs en dat moest gevierd. De schilder had zelfs een groot doek van renners gemaakt dat was opgehangen aan een plataan. Over doping was Cheuvalegre kort. Zondaars betrappen en straffen, en verder één ding niet vergeten: ‘Het is de passie voor de fiets die van gewone jongens ooit wielrenner heeft gemaakt. Zonder die passie waren ze nooit in de Tour de France beland.’
De regionale krant Midi Libre, vatte de stemming in Chalabre de volgende dag goed samen met een lange kop op de voorpagina:: ‘Van Narbonne tot aan Nimes, feest ondanks het schandaal.’

 

Sastre en Chaba rijden samen

Carlos Sastre reed zaterdag de tijdrit van zijn leven en won er de Tour de France mee. ‘Ik werd van dag tot dag beter.’

SAINT-AMAND-MONTROND

Eigenlijk wilde Carlos Sastre Candil stoppen met wielrennen. Dat was na de dood van zijn zwager José Maria Jiménez, de gevleugelde klimmer. Jiménez overleed in december 2003 aan een hartaanval in een ggz-kliniek, nadat hij in het ongerede was geraakt. Drugs, depressies, weg wielercarrière. Sastre wilde de wielerwereld verlaten waaraan zijn zwager zich had vertild, maar kwam terug op dat besluit. Zaterdag wees hij naar de hemel toen hij over de streep kwam in Saint-Amand-Montrond.
Carlos Sastre komt uit El Barraco bij Madrid, een echt wielernest. Zijn vader zette er een wielerschool op. Francisco Mancebo, gekend voormalig Tour de France-renner, betrokken geraakt bij een dopingschandaal, kwam bij de Sastres in de kost. Carlos gaf  ‘Paco’ goede raad. Maar bovenal is Sastre getrouwd met Piedad, de zus van Jiménez. Ze hebben twee kinderen, Yeray en Claudia, die hun oom Chaba niet hebben gekend.
Chaba, de Spaanse bijnaam van Jiménez, betekent zoiets als ‘de brutale.’ De brutale Jiménez oogstte roem door in bergritten aan te vallen zonder bang te zijn voor de pijn. Dat leverde spectaculaire overwinningen en reusachtige inzinkingen op. Het favoriete terrein van Chaba was de Ronde van Spanje. In eigen land had hij in 1998 de ronde kunnen winnen. Jiménez liet er zien wie de baas was in de bergen. Hij demarreerde en won zodra de weg serieus omhoog liep. Vier bergriten won hij zo, maar de gele trui was uiteindelijk voor ploegmaat Abraham Olano omdat Jiménez zich had moeten inhouden van de ploegleiding tijdens zijn klimsolo’s. Het maakte hem tot een verbitterd man. Maar dan wel een verbitterd man die tot de verbeelding sprak van miljoenen.
Carlos Sastre koerst meer bekeken. Aanklampen, sparen, met deze Tour twee keer een ferme uithaal; op Alpe d’Huez solerend naar ritwinst en zaterdag op het moment van de waarheid paraat.
Toch hebben Jiménez en Sastre iets gemeen, vertelde de gele trui op de persconferentie na de tijdrit. Dromen. ‘Ik ben een dromer en zal dat altijd blijven. Chaba en ik hadden dezelfde dromen en aspiraties. Ik heb mijn grote droom nu waargemaakt, al besef ik dat nog niet. Ik heb gewonnen voor hem.’
Dat was Sastre nog verrassend goed afgegaan in de 53 kilometer tussen Cérilly en Saint-Amand-Montron, op het platteland in het hart van Frankrijk. In de week voor de Tour eindigde hij nog roemloos twaalfde in het Spaans nationaal kampioenschap tijdrijden, op bijna twee minuten van winnaar Luis Leon Sanchez, nu kwam hij geen moment in gevaar tegen topfavoriet Cadel Evans.
Evans startte zijn race tegen de klok met een van zenuwen vertrokken gezicht en kwam nooit goed in zijn ritme. Van de 1.34 minuut die hij moest goedmaken op Sastre, knabbelde hij slechts 29 seconden af. Evans’ moeder, net overgekomen uit Australië, en zijn vrouw Chiara, troostten hem na afloop, voor de camper van de dopingcontrole. ‘Kuifje’ hield zich groot. Een paar keer diep zuchten, een slok, nog een slok en er verscheen weer een lach op zijn gezicht. Mannen die uit woede hun fiets opvreten na een zware nederlaag, zijn niet van deze tijd. Zie ook de berustende reactie van Denis Mentsjov die door Bernhard Kohl tegen de verwachting in van het podium werd gehouden. ‘Iemand moet vierde worden.’
Bernhard Kohl gaf de hele Tour door geen krimp. Wie hem na de rit naar Hautacam lijkwit op de grond zag zitten, bood geen stuiver meer voor zijn overlevingskansen, maar Kohl hield stand. In de tijdrit van zaterdag steeg hij ver boven zichzelf uit.
Ook Sastre overtrof zichzelf. Rustig had hij sinds zijn overwinning op Alpe d’Huez van dag tot dag de koers bekeken. ‘Ik werd elke dag een stukje beter. Snel herstellen van zware inspanningen  is een van mijn sterke punten. Ik weet niet precies hoe het komt, maar ik ben ook altijd kalm gebleven.’ Die kalmte kwam voor een deel voort uit het geloof, vertelde hij. ’Ik voelde dat er iemand dichtbij me was die me hielp.’
Vroeger, toen Chaba nog leefde, droomden Sastre en hij hardop over het delen van een overwinning. Een keer met zijn tweeën voorop over de meet komen, dat zou wat zijn. ‘Van Chaba heb ik het meest geleerd, over het leven en over het wielrennen. We wilden altijd samen een moment van glorie beleven. Vandaag was het zo ver.’

 

Dopinggeruchten knagen

CSC Saxo Bank, het team van Bjarne Riis en Tourwinnaar Carlos Sastre, was veruit het sterkste deze Tour. Ook de CSC-tactiek bleek te werken, maar er knaagt iets op de achtergrond.

PARIJS

Het bracht geen grote schok van verontwaardiging teweeg in de Tour de France, het verhaal in de Süddeutsche Zeitung vorige week over CSC-renner Fränk Schleck. De oudste van de twee Luxemburgse renners zou in het verleden op bezoek zijn geweest bij de Spaanse dopingarts Eufemiano Fuentes. De reacties waren eerder schouderophalend. ‘Wat wil je met Bjarne Riis als ploegleider.’
Riis deed vorig jaar zijn dopingbiecht in een reeks bekentenissen van (oud)-renners uit de vroegere ploeg T-Mobile. Ja, zei Riis, ook ik heb doping gebruikt. De Deen won de Tour van 1997 met behulp van epo. Meer dan zijn woorden vertelde de gelaatsuitdrukking van Riis tijdens zijn publieke biecht het echte verhaal. Geen spoortje berouw, hier was iemand bezig aan een taaie klus die geklaard moest worden om zijn toekomst te verzekeren. In dit geval om zijn team CSC in de lucht te houden. Fouten toegeven, afstand nemen, beterschap beloven en vooruit met de geit.
Dezelfde reflex vertoonde Riis toen bekend werd dat zijn vroegere kopman Ivan Basso klant was bij Fuentes. Basso, door Riis in succesvoller tijden ‘mijn zoon’ genoemd, werd ontslagen en de banden werden publiekelijk verbroken. De lei was weer schoon.
De reacties van Riis, sluiten aan bij de mentaliteit in de wereld die topsport heet. Een topper moet hard zijn, geen zwakte tonen, staan voor zijn zaak. Alles voor de eigen winst, weinig ruimte voor de ander of de moraal.
Die manier van denken en doen leidde in de Tour tot imponerende sportieve vertoningen. De CSC’ers van het team Riis waren voortdurend op kop van het peloton te vinden. Ze sloopten de concurrentie, met name Cadel Evans. Riis zocht naar het zwakke punt van de Australiër en had het snel gevonden. Evans heeft herhaaldelijk laten zien moeilijk met druk om te kunnen gaan. Dus maakten de CSC’ers hem zenuwachtig door voortdurend hun macht te tonen. Rabo-renner Laurens ten Dam gaf een inkijkje in de manier waarop zoiets gebeurt, toen hij vertelde wat CSC’ers Jens Voigt hem toevoegde aan het begin van de beklimming van de Tourmalet. ‘Als je mee wilt, moet je nu mijn fucking wiel houden.’
Sterk zijn, slim zijn, macht en kracht tonen, CSC deed niet anders. Dat is prachtig zolang het op het sportieve front gebeurt. De manier waarop Riis de druk wegnam bij zijn kopman Carlos Sastre, verdient ook bewondering. Door het vertrouwen en de rust die Riis op Sastre overbracht, werd de Spanjaard sterker dan hij dacht te zijn. Het hele arsenaal aan geoorloofde trucs werd gebruikt, missie geslaagd.
Maar dat stuk in de Süddeutsche Zeitung staat ook nog steeds. Fränk Schleck en Bjarne Riis zouden een persoonlijke ontmoeting hebben gehad met Fuentes in december 2005. Keiharde bewijzen levert de krant niet, maar het verhaal past wel in het beeld. Grenzen aftasten en overschrijden in de arena en daarbuiten, in het openbaar en in het duister, Riis heeft het al vaker gedaan.

 

Steegmans grijpt laatste kans 

PARIJS

Het was helemaal niks met de Belgische Quick Step-ploeg deze Tour. Tot gistermiddag. In een mooi voorbereide sprint liet Gert Steegmans zien dat hij het nog kan.
Ruimte, Gert Steegmans moet ruimte hebben om zijn sprints af te kunnen werken. De Champs Élysées zijn geknipt voor hem. Geen gewriemel en gewring op een bochtige aankomst, dan slaan de zenuwen te hard op hol. Geen geduw en getrek, daarvoor is twijfelaar Steegmans het type niet. Wat ook helpt: Op de Champs Élysées zijn de renners al acht keer door de aankomst gekomen voordat ze aan de daadwerkelijke sprint beginnen. In zijn eerste Tour, twee jaar geleden, wilde Steegmans zich nog wel eens vergissen in de afstand tot de meet. Goede Gert is dan wel zo dat hij daarover zelf vertelt, zonder zich sterker of slimmer voor te doen dan hij is.
Door de afwezigheid van Tom Boonen werd Steegmans verantwoordelijk voor de massasprints bij Quick Step. Tot gisteren was het steeds net niet, maar ploegleider Patrick Lefevere liet zich niet ontmoedigen. Vrijdag zei hij nog: ‘We maken de balans pas op na de aankomst in Parijs.’ Steegmans knoopte het in zijn oren.

Reacties: info@elshout.nu


terug